Lopen er in Nederland zendingskinderen rond die, inmiddels volwassen, nog steeds worstelen met de vraag: hoe hebben mijn ouders mij, omwille van hun zendingsroeping, kunnen opofferen? Deze vraag stelde ik in mijn vorige blog “Je bent Mission Kid en weggestuurd”.

Onlangs verscheen het boek “Het verdriet van de zending” van Freek L. Bakker, theoloog, godsdienstwetenschapper en zendingskind. In het boek doet hij verslag van dertien interviews met Nederlandse zendingskinderen die tussen 1950 en 1975, rond hun twaalfde jaar, vanaf het zendingsveld, zonder hun ouders, naar Nederland gestuurd werden. Het verdriet dat dit met zich meebracht werd door de ouders en de kinderen jarenlang weggestopt. Er waren geen woorden voor. In het boek krijgt het verdriet, soms voor het eerst, een stem. In het televisieprogramma Jacobine op 2 en in een artikel in dagblad Trouw (11 februari 2022) worden er door Margrietha Reinders (62) en anderen nog meer woorden aan gegeven.

Margrietha en haar zusje bleven in 1971 achter in Nederland, toen haar ouders teruggingen naar Indonesië. “Ik was trots op mijn vader… Hij was onze held, hij vertelde de mensen over de Here Jezus, er was geen sprake van dat we dat in twijfel zouden trekken.” Intussen liet het gescheiden worden van haar ouders bij Margrietha diepe sporen na: het gevoel er niet te mogen zijn, angst om contact te leggen met anderen, zich een vreemde voelen. Nog altijd heeft ze er last van. Tegelijk zegt ze: “Ik heb altijd gedacht: Jezus houdt me vast. De hele wereld kan je in de steek laten, maar Hij niet.”

Het bespreekbaar maken van hun verdriet, vooral als ze dit met hun ouders konden doen, heeft deze zendingskinderen verder geholpen. Het heeft hen de ruimte gegeven om, soms pas na jaren therapie, te zeggen: Dit is er gebeurd, het heeft me beschadigd, het heeft me gemaakt tot wie ik nu ben, ik zet mijn ervaringen in voor iets goeds. Margrietha werkt nu als dominee en pionier in Amsterdam. Ze voelt zich aangetrokken tot mensen die dakloos, verslaafd, afgewezen, beschadigd, gemarginaliseerd zijn.

Mogen mensen hun kinderen opofferen voor hun zendingsroeping? Margrietha is heel stellig als ze zegt: “Je mag je kinderen dit niet aandoen.”

Na de zeventiger jaren zijn jonge zendingskinderen niet meer op deze manier van hun ouders gescheiden. Wel gebeurt het nog dat tieners losgescheurd worden van Nederland, om met hun ouders in een ver vreemd land hun puberjaren door te brengen. Of dat achttienjarigen zonder ouders naar Nederland komen om hier te studeren. Hebben we – ouders, uitzendende organisaties, kerken, thuisfrontteams – genoeg oog voor hun moeiten en behoeften? Betrekken we hen bij onze besluiten en overwegingen, of voelen ze zich machteloos overgeleverd aan hun lot? Praten we met hen over het verdriet van het afscheid, rouwen we met hen samen om de verliezen? Maken we hen hoe dan ook duidelijk dat ze geliefd zijn, dat we hen niet opofferen voor onze roeping? Trekken we daar tijd en geld voor uit?

In het boek “Het verdriet van de zending” speelt het verhaal van Abraham die Isaak moet offeren een grote rol. Ouders gaven hun kinderen impliciet of expliciet de boodschap mee, dat God een offer van hen vroeg. Arnoldien van Berge, die ook als kind lange tijd zonder haar ouders in Nederland heeft gewoond, schrijft hierover, dat ze het verhaal van Abraham en Isaak haar hele kindertijd, onbewust, met zich heeft meegedragen, als een soort troost, omdat ze voelde ‘ik heb gelijk, mijn vader heeft ongelijk’. Het was haar lievelingsverhaal. Pas later begreep ze: in het verhaal ging het offer niet door! God greep in: het kind mag niet geofferd worden.

Corry Nap, missionair psycholoog bij InTransit

 

Bijschrift afbeelding boven artikel:

Kintsugi (金継ぎ: ‘gouden verbinding’), ook wel Kintsukuroi (金繕い: ‘gouden reparatie’) genoemd, is de Japanse kunst het repareren van gebroken keramiek met goud- of zilverkleurige lak. In de Japanse schoonheidsleer dragen de sporen van breuk en herstel bij aan de schoonheid van een voorwerp. Bron: Wikipedia